Met interesse en aandacht hebben wij het rapport ‘Omgevingsdiensten in beeld 2023’ gelezen. De actualisatie van de data die in 2021 (over 2020) zijn verzameld, het beeld over de ontwikkelingen in de kwaliteit van de uitvoering en de aanbevelingen zijn onderwerp van gesprek tussen Omgevingsdienst NL en haar leden. Daarnaast wordt hierover een dialoog gevoerd met opdrachtgevers (bevoegde gezagen) en andere partners in de VTH-keten. Hieronder leest u onze reactie op het rapport op hoofdlijnen.
Kwantitatief beeld omgevingsdiensten
De omgevingsdiensten hebben de afgelopen twee jaar gewerkt aan het verbeteren van hun datakwaliteit. Het is goed om te lezen dat deze verbetering terug te zien is in de aangeleverde data. We constateren echter ook dat hierin nog een grote slag is te slaan, zowel in datakwaliteit als in het registreren van uniforme data. Het vergelijken van de basisgegevens, zoals gepresenteerd in het rapport, is mede om die reden geen gemakkelijke opgave en kan een onjuist beeld schetsen. Daarnaast verschilt de inbreng van taken door opdrachtgevers en verschillen de afspraken die hierover gemaakt worden per omgevingsdienst. Daarom zijn wij, na het lezen van het rapport, uiterst voorzichtig met het trekken van conclusies uit het geschetste kwantitatieve beeld. We gaan ervan uit dat op termijn de werkzaamheden binnen pijler 3 van het IBP Versterking VTH resulteren in een (meer) uniforme data- en informatievoorziening.
Ook na de looptijd van het IBP Versterking VTH zal het werken aan een uniforme data- en informatievoorziening nog grote inspanningen van alle partners in het VTH-stelsel vragen. Noodzakelijke inspanningen om een maximaal effect van de werking van het VTH-stelsel te kunnen bereiken.
Kwalitatief beeld van omgevingsdiensten
De bevindingen van de onderzoekers met betrekking tot onderzoeksvraag twee onderschrijven wij gedeeltelijk. De zin ‘Het onderzoek laat opnieuw zien dat omgevingsdiensten een sterk verschillende invulling geven aan de taakuitvoering’ zou het beeld kunnen schetsen dat de omgevingsdiensten de vrije hand in de uitvoering van taken hebben. Wij willen nogmaals benadrukken dat de taakuitvoering mede afhankelijk is van de insteek van de bevoegde gezagen (opdrachtgevers). Dat neemt niet weg, dat de bevindingen onderdeel van gesprek kunnen zijn tussen de omgevingsdiensten en haar opdrachtgevers. Ook de aanbeveling ‘Intensiveren actualisaties vergunningverlening’ onderschrijven wij. Budgettaire prioriteiten, gesteld door de opdrachtgevers, en arbeidsmarktkrapte helpen echter niet om de actualisatie van vergunningverlening met grote snelheid op te pakken.
ODNL voert overigens zelf ook onderzoek uit naar de kwaliteit van uitvoering van VTH-taken. Dat doen we via visitaties. Hier wordt de visitatiemethodiek gevolgd zoals tot stand gekomen in overleg met het ministerie van IenW, IPO, VNG en andere partijen. Het doel is dat omgevingsdiensten continu blijven leren, hun VTH-processen blijven verbeteren en deze verbeteringen monitoren. Alle 29 omgevingsdiensten worden in 2023 en 2024 gevisiteerd (onderdeel pijler 6 IBP Versterking VTH).
Betrokkenheid VTH-partners
Het is een goede ontwikkeling dat ook andere VTH-partners betrokken zijn bij het onderzoek. We vormen met elkaar een keten die zo sterk is als de ‘zwakste schakel’. De vraag over welke afbakening voor deze periodieke onderzoeken gewenst is, is een vraag die ook bij ons leeft, onder andere in relatie tot de achtergebleven taken bij gemeenten en provincies. Het lijkt ons logisch en belangrijk dat het onderzoek ‘Omgevingsdiensten in Beeld’ in het vervolg onderdeel van een ‘Staat van VTH’ wordt (pijler 6 IBP Versterking VTH).
Uit ‘Omgevingsdiensten in beeld 2023’ blijkt dat de omgevingsdiensten behoefte hebben aan actualisering en verbetering van beleid en wetgeving om hun taken effectief en efficiënt te kunnen uitvoeren. Dit signaal hebben we al eerder aan het ministerie afgegeven en we zijn hierover in gesprek met het ministerie van IenW, VNG en IPO.
Aanpak maatschappelijke opgaven
Nederland staat voor grote maatschappelijke opgaven. De uitdagingen binnen de leefomgeving – ons domein – zijn groot. Steeds meer ervaren we dat de kennis en expertise van meer dan 5.500 medewerkers bij de omgevingsdiensten behulpzaam kan zijn bij het ontwikkelen van onder meer beleid en uitvoeringsinstrumenten. We lezen dit ook terug in het rapport. Steeds meer omgevingsdiensten pakken nieuwe thema’s, zoals energietransitie en circulaire economie, op. Daarvoor zijn beperkte ruimte en middelen beschikbaar, maar daarmee zijn we er nog (lang) niet.
Blijvend investeren in versterken kennispositie
Omgevingsdiensten zijn kennisintensieve organisaties. De ambitie van Omgevingsdienst NL is om het landelijke kenniscentrum voor uitvoering van VTH-taken en -advies te worden. Hiermee willen we alle medewerkers van de omgevingsdiensten (en breder) in hun taakuitvoering ondersteunen. Ook een Academie maakt deel uit van dit kenniscentrum. We verwachten hiermee samen met onze partners een grote positieve bijdrage te kunnen leveren aan de aanpak van maatschappelijke opgaven.
Structurele middelen noodzakelijk
Om deze ambitie waar te maken zijn structurele middelen nodig. Middelen om ook na de tijdelijke financiële impuls vanuit het IBP Versterking VTH en het demissionaire kabinet de kennispositie van omgevingsdiensten en onze partners blijvend te ontwikkelen en versterken. Dat is noodzakelijk voor een efficiënte en adequate uitvoering van VTH-taken (en advisering) én voor de aanpak van de grote maatschappelijke opgaven, nu en in de toekomst.
We verwachten dat het effect van de huidige inspanningen en resultaten onder meer op het gebied van de kennisinfrastructuur en informatievoorziening tenietgaat, als er geen structurele middelen zijn.