Om de leefomgeving – Omgevingsdiensten als gangmaker voor het bestuur
Omgevingsdienst NL neemt met waardering kennis van het advies van de Commissie van Aartsen. De commissie komt met adviezen om te komen tot het eerder ingrijpen in de leefomgeving en milieuschade voor te zijn. Wij herkennen veel van de analyses en hebben ook enkele opmerkingen.
Wij zijn “van het vak”: expert voor milieu en veiligheid
De omgevingsdiensten zijn “van het vak”: wij werken samen met onze partners aan een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. In opdracht van gemeenten en provincies voeren we taken uit op het gebied van de leefomgeving. De zogenaamde BRZO taken binnen het milieudomein zijn belegd bij zes Omgevingsdiensten. Veel omgevingsdiensten voeren daarnaast ook andere taken uit.
Omgevingsdiensten zijn opgericht om de uitvoering van VTH kwalitatief te verbeteren. Uitgangspunt is dat tenminste alle basistaken zijn belegd bij de omgevingsdiensten. Uniformiteit in taken geeft duidelijkheid. De wens om onze taken op hoog niveau uit te voeren, staat vaak op gespannen voet met de beschikbare middelen en mogelijkheden. Het is positief dat de commissie pleit voor een landelijke, robuuste vorm van financiering, waarbij ook het Rijk verantwoordelijkheid neemt. Voor de uniformiteit in VTH-uitvoering onderstreept de commissie het belang van een Landelijke Handhavingsstrategie die overal gelijkwaardig wordt toegepast. Heldere mandaat-afspraken maakt het slagvaardig en onafhankelijk opereren van de omgevingsdienst mogelijk. Over deze voorstellen voor versterking van het stelsel gaan we graag in gesprek met onze eigenaren.
Kennis en deskundigheid
De omgevingsdiensten moeten goed voorbereid zijn op maatschappelijke ontwikkelingen en complexe vraagstukken. Dit doen we door continu te investeren in het op peil houden en ontwikkelen van het kennisniveau van onze medewerkers. Maar ook door elkaar op landelijk niveau op te zoeken om – soms zeer specialistische – kennis en ervaringen met elkaar actief te delen én op te halen. Omgevingsdienst NL legt veel nadruk op landelijke kennisdeling en ontwikkelt zich verder in de rol van kennispartner. Dit doen we door vakinhoudelijke kennis vanuit de diensten beschikbaar te stellen voor alle andere omgevingsdiensten. En door gesprekspartner en adviseur voor stakeholders te zijn. Naast de collegiale toets die Omgevingsdienst NL al een aantal jaren uitvoert zou het instrument van visitatie een positieve impuls zijn bij het verder opbouwen van kwaliteit, kennis en vaardigheden. De commissie noemt een voortrekkersrol voor Omgevingsdienst NL op het gebied van kennisdeling en innovatie. Wij krijgen hiervoor graag de ruimte – ook financieel – om met een plan van aanpak te komen.
Aansluiting beleid en uitvoering
Het werk van omgevingsdiensten verandert met de komst van de Omgevingswet, omdat de uit te voeren taken complexer worden. Omgevingsdienst NL onderschrijft het belang van de betrokkenheid van een omgevingsdienst bij het opstellen van omgevingsplannen. Met name het structureel invoeren van een handhavingstoets op gebiedsvisie en gebiedsplan en daarmee het borgen van voldoende handhavingstools is van groot belang. Voor vergunningverlening en toezicht en handhaving is de uitvoerbaarheid van milieunormen belangrijk. Wij adviseren graag om beleid en uitvoering op elkaar aan te laten sluiten.
Tot slot
Niet voor alle adviezen in het eindrapport zijn de omgevingsdiensten aan zet. Om deze uit te kunnen voeren is nauw overleg nodig met de eigenaren van de omgevingsdiensten en onze ketenpartners zoals het OM en de Rijksoverheid. Ook geeft de commissie een aantal goede adviezen aan de Rijksoverheid, bijvoorbeeld ten aanzien van financiering van het stelsel, wetgeving en de versterking van capaciteit voor strafrechtelijke handhaving.
Omgevingsdienst NL denkt en doet graag mee. De aanbevelingen van de commissie vragen om een gedegen plan van aanpak. De omgevingsdiensten en Omgevingsdienst NL gaan het rapport en de daaruit volgende consequenties de komende periode daarom goed bestuderen om aan dit proces een goede en constructieve bijdrage te kunnen leveren. En zodoende de uitvoering van ons vak te versterken.